Hoe werkt een kart?

Een kart heeft een compact chassis waarop de motor en de stoel direct zijn gemonteerd. De motor brengt kracht over naar de achterwielen via een ketting of een riem.

Omdat een kart geen differentieel heeft, draaien beide achterwielen altijd met precies dezelfde snelheid. Dit zorgt voor maximale tractie bij het uitkomen van een bocht op de baan.

Je bedient de kart met twee pedalen die een specifieke functie hebben voor de bestuurder. Het rechterpedaal is voor het gas en het linkerpedaal bedient de mechanische of hydraulische remmen.

Het sturen in een kart gaat erg direct door de korte verbinding tussen het stuur en de wielen. Elke kleine beweging van je handen heeft direct invloed op de rijrichting.

Je moet nooit tegelijkertijd gas geven en remmen om schade aan de koppeling te voorkomen. Dit is een veelgemaakte fout die de motor van de kart kan oververhitten.

De grip van de banden bepaalt hoe hard je door een bocht kunt rijden zonder te glijden. Warme banden bieden veel meer grip op het asfalt dan koude banden aan het begin.

De werking van een kart is simpel maar uiterst effectief voor snelle rondetijden op het circuit. Door slim gebruik van gas en rem houd je controle over de krachtige achteras.